Vaak valt er hier een diepe zucht bij elk transferlijstje. Al te vaak moet ik tussen haakjes zetten dat een speler stopt. Kapotte knie? Huwelijkscrisis vermijden? Studies? In de tijd dat wielrenners vlees aten -copyright José De Cauwer en Renaat Schotte – speelde iedereen tot het vat compleet lag was of de dokter je vertelde dat het beter was om op zaterdag of zondag onkruid te wieden of een wandeltochtje te doen. Gert-jan Lameire kreeg zo’n dokter voor zich. In het shirt van de Sentse Goalgetters brak hij in december 2022 zijn scheenbeen en dat luidde het einde van zijn loopbaan in. Bij KSVK Maldegem hoopte hij toch nog de voetbalschoenen aan te trekken. Niet dus. Afscheid nemen van het provinciaal voetbal zat er niet in. Kantine 11 had wel een babbeltje met hem.
De hoop om op het veld te staan heb je intussen definitief opgegeven…
“Ja, dat wel. In een wedstrijd tegen Assenede was ik sneller op de bal dan een speler van die ploeg en hij trapte vol op mijn scheenbeen. Ik wist hoe laat het was. Spoed binnen. Daar leek de schade nog mee te vallen. Scheenbeenbreuk, maar een operatie leek niet nodig. Ik hoopte dus zeker om nog te voetballen. De revalidatie viel evenwel tegen. Ik bleef pijn hebben bij het lopen en de dokter was duidelijk. Als verdediger moet je te vaak in duel spelen en hij schatte de kans hoog in dat ik stel weer in zijn wachtzaal zou zitten. Met pijn in het hart nam ik dan afscheid van een wereldje waarin ik me altijd wel goed gevoeld heb en veel leuke momenten beleefde.”
Je hoopte om afscheid te nemen bij de ploeg waarbij je in het eerste elftal debuteerde: den ‘SK’, nu KSVK Maldegem…
“Dat hoopte ik te doen. Bij Maldegem speelde ik bij de nationale jeugd en daar verzamelde ik mijn eerste minuten in een fanionelftal. Aan die periode bij de jeugd heb ik nog veel herinneringen. Vaak gingen we toen in een andere hoek van Vlaanderen gaan spelen, haalde je bij het ochtendgloren ‘koeken’ bij de bakker, speelde je ergens om tien uur om na enkele glaasjes naar Maldegem af te zakken en daar dan ook nog de wedstrijd van het eerste elftal te volgen. In derde klasse speelde Maldegem tegen ploegen als RC Mechelen en Zulte Waregem en den SK bekerde toen ooit op AA Gent en op KV Mechelen. Op zich was dat wel een zalige periode en als jonge gast hoopte ik wel om in de eerste ploeg te raken. In de eindronde hadden ze bij de club het idee om eens specifiek met de spitsen te trainen. Ik maakte blijkbaar wel indruk op coach Johan Ballegeer en zo maakte ik mijn eerste minuten in het eerste elftal. Na het seizoen zat ik aan het tafel met het clubbestuur en dat zag me eerder als een ‘back up’. Ik hunkerde naar speelkansen en ik sloeg mijn tenten op bij ‘de Fece’. Quasi altijd bij de selectie daar, maar geen minuut gespeeld als ik het me goed herinneren.”
Vanwaar die interesse van de buren?
“Wijlen Dave Gijsel vroeg of ik naar de Zandvleuge wou komen. In Maldegem kreeg ik iets voor elk punt en Dave had het gelijk over een semi-profcontract. De voorwaarden mochten er zijn en ik hapte toe. Net als Willem Bulens en Kurt De Decker maakte ik de overstap naar ‘de vijand’. Dave bracht echt wel een stevige ploeg op de been. Joren Hebberecht liep daar al rond, maar met Jan Engels en Steven De Croock deed Dave transfers die konden tellen. En het voetbal leefde wel in Eeklo. Dat er tussen Maldegem en Eeklo toen al een geweldige rivaliteit was, bleek uit de nasleep van de derby in Eeklo. De supporters van Maldegem kwamen met een boemeltreintje. Net voor de wedstrijd was er een wolkbreuk en het veld had meer weg van een zwembad dan van een terrein waarop een wedstrijd voetbal plaats kon vinden. Maldegem was bijzonder efficiënt die dag en poeierde Eeklo met 0-5 af. Vooral een anekdote tijdens de rust blijft me bij. Nico Broeckaert was toen de trainer en bij de rust was hij ‘not amused’. Ik weet nog dat Frederik Van Boven toen in het centrum van de verdediging speelde. Frederik was geslaagd als verleider in ‘Temptation Island’, maar de meest wendbare verdediger was hij niet. Ik had het gevoel dat ik het beter zou doen als centrale verdediger en zei dat tijdens de rust aan de coach. Prompt gooide hij een schoen naar mij en licht bloedend volgde ik de tweede helft op de bank. Na de wedstrijd rommelde het natuurlijk. Kurt De Decker, Willem Bulens en ik waren de schietschijf toen. Ik speelde geen minuut, Bulens werd kort na de rust vervangen en van een brave gast als Kurt De Decker mocht je zeker zijn dat hij zijn ploegmaats niet zou flikken. Kurt stapte toen op en de lol was er voor mij en Willem ook wel wat af.”
FC Kleit dan maar. Wat blijft je bij uit je eerste episode?
“Inias Smit, de coach toen, belde me meerdere keren. Hij geloofde duidelijk in mij en wilde me naar de Hoge Branddreef halen. Zo trok ik op gesprek naar Carlos Van Hulle, de voorzitter. Ik herinner me nog zijn eerste woorden. ‘Lammie, je bent een Kleitenaar, jij moet voor Kleit spelen.” Ik had intussen niet mogen klagen in Eeklo en wou ook niet voor een appel en een ei spelen. Ik deed een voorstel en toen knipperde hij eens met zijn ogen en schoof hij wat met een papier waarop hij mij een contract wou laten tekenen. “Laat ons eerst een ‘druppelke’ drinken. ‘Dreupelkes’ zijn niet echt mijn ding, maar ik ging toch maar in op zijn voorstel. We babbelden over vanalles en nog wat, bleven maar ‘dreupelkes’ drinken en Carlos schoof wat met het papier. Uiteindelijk vulde hij iets in en tekende ik toch.”
Een leuke eerste episode bij Kleit?
“We hadden zeker geen slechte ploeg. Jongens als Pieterjan Maenhout en Pieter Vyncke hadden duidelijk iets in hun mars. Pieter Danneels en Ian Dhaese waren ook vaste waarden en Miguel Wille was ook wel een nuttige pion en met Wim Roels hadden we natuurlijk een heel ervaren pion in de ploeg. Legendarisch waren natuurlijk de pokeravonden. Vaak zaten we tot ‘kot’ in de nacht te pokeren. ’t Werd af en toe wel eens drie uur. Of we belandden in de ‘Salastrate’ of trokken naar het casino. We hingen wel goed aan elkaar en met Smit hadden we wel een trainer die vertrok vanuit het Kleitse DNA. Veel grinta, stevig, niet te veel fantasietjes, snel diepgang zoeken. Ik speelde toen nog op de linkerflank. Een echte afwerker was ik niet, wel de man die voor veel assists zorgde en ik versierde ook jaarlijks wel enkele strafschoppen. Maar meestal bleef ik op zes of zeven doelpunten steken.”
Op je c.v. staat ook toenmalig eersteprovincialer Westkapelle?
“Ik had toen net een operatie aan een liesbreuk achter de rug en was niet honderd procent fit toen de voorbereiding begon. Coach Bjorn Cool gaf zeer goede, maar vaak lange trainingen. Met een heel bescheiden ploeg speelde hij het klaar om top vijf te spelen, maar ik was na die operatie wat blessuregevoelig en speelde dat jaar niet veel. Daardoor bleef het tot een jaartje beperkt.”
In Adegem pakte je een eerste prijs. In 2018 pakte je de titel.
“Ik heb bij die ploeg tijdens mijn eerste periode bij die ploeg veel opgestoken van Philibert De Vlaeminck. Na een wedstrijd tegen Zeveren zat het er bovenarms op tussen Niels Crommen en Philibert en dan gaf die er de brui aan. De titel pakten we met Johnny Bleyaert aan het roer. Tijdens de voorbereiding in Eindhoven werd de toon gezet. We mochten op stap gedaan, maar werden om acht uur aan de ontbijttafel verwacht. Johnny ging mee op stap en om vier uur ’s nachts lieten we een taxi aanrukken. Johnny was een heel goede trainer, people manager ook en dat was nodig in Adegem. Wel vaker stonden spelers neus aan neus of werd er wat gebakkeleid op training. We hadden wel wat ‘smeerlapjes’ in de ploeg. Maar op zondag knokten we voor elkaar en finaal haalden we de titel binnen. Al moesten we drie keer spelen om toch nog een feestje te kunnen bouwen. Eerst lieten we het liggen in Zomergem en dan was er een pak volk op de been voor de zogezegde kampioenenwedstrijd tegen Lovendegem. Richard Antwi Manu en Emmanuel Annor zorgden ervoor dat er helemaal geen feestje was. Finaal haalden we de titel in Merendree, maar toen speelden we voor de spreekwoordelijke zeven man en een paardenkop. Maar goed, een titel blijft een titel en we hebben toch nog een feestje gebouwd. We hadden toen ook wel een sterke ploeg. Arne De Smet speelde een heel sterk seizoen en scoorde met de ogen dicht. Niels Crommen scoorde als verdediger zeven of acht keer en als flankverdediger maakte ik ook wel wat doelpunten. En Jens Van Loo speelde toen ook wel een sterk seizoen. Het eerste jaar in eerste provinciale kregen we de schaapjes op het droge. Maar tijdens het tweede seizoen degradeerden we toch. Niels Crommen trok naar Maldegem en de van Knokke overgestapte Van De Water lag lang in de lappenmand. Na 25 wedstrijden stonden we pas veertiende en na de coronapandemie moest Adegem weer in tweede spelen. We speelden dat jaar ook tien keer gelijk en zo bleven we ook wat onderin hangen.”
In je eerste passage in Adegem kon je geen prijs pakken.
“Neen, al hadden we toen ook een beresterke ploeg. Joeri Sabbe als linkerflankverdediger, Pascal Smessaert op positie zes, David Welvaert liep daar ook rond en Anthony Annicaert was toen diepe spits. Stuk voor stuk spelers met een verleden in het nationaal voetbal. We raakten ooit eens in nauwe schoentjes en Philibert De Vlaeminck vertelde ons dat hij er een speler met veel kwaliteiten bij ging halen. Dat klopte ook. Pauclair Youda. De Kameroener werd toen wel een heel belangrijke pion op het middenveld en zorgde er wel mee voor dat Adegem zich dat seizoen redde. We hebben ooit eens een grap uitgehaald met Pauclair. Die jongen was ook nog stukadoor en kwam vanuit het Brusselse naar Adegem. Vaak was hij lange tijd op voorhand op training en legde hij zich in de auto te slapen. We hadden er niks beter op gevonden om zijn auto op het veld te slepen. Toen hij wakker werd, gaf de trainer hem onder zijn voeten. Youda kreeg die auto trouwens om de verplaatsingen naar Brussel te maken. Na een week waren beide bumpers er al af. Maar voetballen kon die wel. Misschien was dit wel de beste speler waarmee ik ooit samen speelde. Maar ook spelers als Steven De Croock en Joeri Sabbe blijven me bij. Sabbe was positioneel gewoon een topper en kon de spelers rondom zich goed coachen. Hij had ook een goede ‘cross’ in de voeten.”
In Kleit pakte je uiteindelijk ook nog een titel. Eerder onverwacht…
“Op zich wel. Maldegem ging van start met een 26 op 30 en leek op de titel af te stevenen. Wij telden negen punten achterstand en leken uitgeteld voor de titel. Maar week na week knabbelden we wat achterstand weg en zoetjes aan werden we een titelkandidaat. Na speeldag 29 werden we leider en finaal haalden we het van Destelbergen met een beter doelpuntensaldo.”
In Sint-Laureins was je misschien ook wel op weg om een prijs te pakken.
“Ja, vorig seizoen waren we leider op het moment dat ik die zware blessure opliep. Het steekt wel wat dat ik geen afscheid kon nemen op het veld en ik mis het eerlijk gezegd wel.”
Schuilt er een trainer in jou?
“Niet in het provinciaal voetbal. Maar een wedstrijdje minivoetbal lukt nog wel. De afstanden zijn er minder groot en contact mag niet waardoor dit een stuk comfortabeler voor mij is. Ik speel nog mee bij de vierdenationaler en begeleid die jonge minivoetballers wat. Ik engageer me ook wel bij het minivoetbal van AZ’77 Maldegem. Mooie club en mensen die zich dubbel plooien voor hun club en daar houd ik wel van.”
Wat blijft je bij als mooiste moment in je loopbaan?
“Kiezen tussen de titel van Adegem en Kleit is niet zo makkelijk. Misschien dan wel die met Adegem. Maar ik koester vooral de momenten dat ik samen speelde met spelers waar ik naar opkeek. Als jeugdspeler van Maldegem zag ik Joeri Sabbe, Pascal Smessaert en Anthony Annicaert spelen en ik vond het zalig om in het begin van mijn loopbaan in hetzelfde team te spelen. Dat vond ik een belevenis op zich en daar genoot ik wel van.”