Kantine 11 heeft een boontje voor het voetbal in de provinciale reeksen. Het gras ruiken, de tackles voelen, de modder voelen opspatten… Part of the job. Maar Kantine maakt net zo graag een rendez-vous met een topsporter, een trainer op een hoger niveau, een ref, een verzorger of mensen die hun rol spelen in het voetbalwereldje. Met ‘off the record’ als titel laten we een aantal reportages op u los. Mathieu (Hoek) en Thibault De Smet (Stade Reims), Tim Smolders (Union), Geert Troch (SVK Maldegem) en de jongens van ‘Das Provincial’ passeerden al de revue. Vandaag drinken we een colaatje met Wim De Coninck. Voor het jongere publiek is De Coninck vooral gekend als voetbalanalist, maar als speler verdiende hij ook zijn strepen. De doelman speelde 246 wedstrijden voor SV Waregem, 118 voor FC Antwerp. Met die eerste ploeg haalde hij zelfs de halve finale van de UEFA-cup. Maar De Coninck is veel meer dan voetballer en analist. Als comedyacteur bewees hij zijn veelzijdigheid onder meer met de monoloog ‘De Boer op’ en met ‘Vader, waarom koersen wij?’ en ook een late roeping als wielrenner bleef niet zonder succes.
Je liefde voor de fiets is voldoende bekend. Je werd voetballer, doelman nog wel. Waarom werd het eigenlijk voetbal?
“Ik groeide op in Baarle en was als jong manneke supporter van Walter Godefroot. Maar een koersfiets kopen vond mijn pa te duur en daarom begon ik te voetballen bij FC Baarle, het intussen verdwenen terrein aan de E40. We hadden blijkbaar wel de genen om goede voetballers te worden, want zowel Emmanuel, Carlos als ik kwamen op de radar bij SV Waregem. Toen werden ook amateurvoetballers nog verkocht en de voorzitter van Baarle had wel een heel bijzondere manier om de transfersom te bepalen. Hij zei me dat hij me aan Waregem per centimeter ging verkopen. Ik was toen zestien, had nog een deel van mijn groeisprint te doen en was toen 1 meter 64 groot. De voorzitter van Baarle vroeg 1000 frank (€ 25) per centimeter en finaal werd ik verkocht voor 164.000 frank (€ 4100). Dat was in die tijd, halverwege de jaren ’70 een gigantisch bedrag. In die tijd kocht je een huisje voor om en bij de € 25.000”
Had je toen al het gevoel dat je zo’n mooie loopbaan tegemoet zou gaan?
“Eigenlijk niet, ik weet nog dat ik toen de hiërarchie onder de doelmannen eens onder de loep nam en dat ik dan eigenlijk pas de negende in de rij was. Maar ik zag wel dat ik talent had en als 18-jarige was ik al vierde doelman en leunde ik al een beetje bij de A-selectie aan. Vrij snel werd ik de doublure van Rene De Jong en in het seizoen ’78-’79 proefde ik voor het eerst van het eerste elftal. De echte doorbraak kwam er dan onder trainer Hans Croon.”
Wat is je mooiste moment als doelman?
“Wellicht denk je dan dat ik je ga vertellen dat dit de legendarische achtste finale is van de UEFA-cup. In San Siro klopten we toen AC Milaan. Dat had toen wereldsterren als Paolo Maldini, Franco Baresi en Paolo Rossi in de rangen en na een 1-1-gelijkspel in het Regenboogstadion wonnen we daar met 2-3. Onlangs was ik nog in San Siro en dat roept natuurlijk herinneringen om, maar ik voel bij voorbeeld niet de behoefde om de beelden van die wedstrijd opnieuw te bekijken. Ik beleefde wel veel mooie momenten, maar het mooie vind ik mijn loopbaan in zijn totaliteit.”
Is er ook zo iets als een dieptepunt in je loopbaan?
“Toch wel. Met Antwerp verloren we ooit de derby tegen Germinal Ekeren met 2-8. Bij één van de doelpunten ging ik misschien niet vrijuit, maar aan de andere doelpunten kon ik niks doen. Het publiek keerde zich evenwel wat tegen mij en de week nadien zat ik op de bank.”
In welke mate voel je je nog betrokken bij het huidige Essevee? Zeker nu ze het zo moeilijk hebben om zich van het behoud te verzekeren.
“Als analist word je geacht het objectief te benaderen en bij een analyse zal ik hen net zo streng beoordelen als elke andere club. Maar natuurlijk hoop ik wel dat ze het redden, maar het is ook niet zo dat ik er mijn slaap ga voor laten.”
Hoe ben je eigenlijk in het vak ‘analist’ gestapt?
“Dat gebeurde eigenlijk heel toevallig. In de manege van Jean-Claude Vangeenberge was er toen een indoortoernooi met heel wat ploegen in de topklasse. Lei Clijsters was toen co-commentator bij Canal+, maar enkele minuten voor de uitzending vertelde Lei me dat ik hem moest vervangen. Ik ging naar de commentaarcabine, legde Guy Polspoel uit dat Lei er geen zin in had en Polspoel nodigde me ook uit om Lei te vervangen. Na de uitzending vonden ze dat ik het goed gedaan had en dat ik in de toekomst nog kansen zou krijgen.”
Je vertoefde vaak in het buitenland en volgde Europese duels. Welke blijven je bij?
“Er waren er heel wat mooie, maar de Clasico’s blijven toch bijzonder. Live voetballers aan het werk zien als Ronaldo en Messi is toch anders dan ze op televisie aanschouwen.”
Heb je je ooit bedreigd gevoeld in het buitenland?
“Bedreigd niet meteen, maar na een wedstrijd van Benfica had ik toch wel eens een heel benauwd gevoel. De mensenmassa zette zich in beweging, maar eigenlijk zit je toch een beetje als haringen in een ton en weet je maar niet wat er gebeurt als er om een of andere reden paniek uitbreekt. Het meeste dreiging heb je vaak in eigen land. Soms roepen supporters iets naar jou, want die hebben wel vaker het gevoel dat je tegen hun club bent, terwijl je enkel de wedstrijd wil analyseren. Ik was ook wel eens het slachtoffer van een flauwe grap. Ooit gaf ik commentaar en riep de stadionspeaker dat Wim De Coninck uit Gent dringend naar huis moest bellen. Het eerste waar je aan denkt zijn natuurlijk je kinderen en ik kan je verzekeren dat ik dit niet bepaald een geslaagde grap vond.”
Je was de voorbije jaren ook te zien als comedyacteur. Een verrassende ‘switch’.
“Ja en neen. Ik heb wel iets met amateurtoneel. In Grammene heb je wel een amateurgezelschap en ik had net zo goed bij hen kunnen aankloppen voor een rol, maar vooral naar repetities toe was dat niet haalbaar. Met ‘Den Boer op’ bracht ik op de Gentse Feesten een monoloog. Daarin speel ik ‘Zeeraar’. Dat is een boer die de stiel moet promoten en dat met veel enthousiasme doet, maar ‘Zeeraar’ maakt daarin wel wat bokkesprongetjes en neemt daarbij iedereen wel een beetje op de korrel. Het is best plat en ik speel het in mijn dialect, maar het werd wel gesmaakt. XLP-productions, een theaterbureau dat ook Piv Huvluv en Walter Baele onder zijn hoede heeft, zag er in ieder geval iets in en zorgde ervoor dat het niet bij die voorstellingen op de Gentse Feesten bleef.”
Intussen bracht je met Mie De Neve ook al ‘Vader, waarom koersen wij?”
“’Den Boer op’ viel wel in de smaak en was intussen goed voor zo’n 60 voorstellingen. Het kreeg ook goede kritieken in de pers en een vervolg kon eigenlijk niet uitblijven. Al krijgt ‘Vlaanderen, waarom koersen wij?’ een andere insteek. Daar wordt het een toogdialoog met Mie De Neve. Vader gaat naar de koers, vindt zo’n zoon de beste van de wereld, maar de brave jongen rijdt eigenlijk geen platte prijs. Ze zitten in het café en elke ronde gaan ze kijken hoe zoonlief het doet. De humor is iets fijner, de taal iets meer gepolijst. Sommigen vonden ‘Den Boer’ beter, anderen hielden meer dan ‘Vader, waarom koersen wij?”
Heb je eigenlijk nog de tijd om te ‘koersen’?
“De goesting is er nog wel, maar enkele maanden viel ik van de trap. Bont en blauw nadien en mijn rug was ook wel behoorlijk geraakt. ‘k Voel nog steeds wat pijn en daardoor ben ik voorlopig minder competitief met fietsen bezig. Maar misschien gaat het binnenkort weer kriebelen.”