26 en in de fleur van je leven en de schoenen aan de haak hangen. Niet alledaags. Je laatste wedstrijd spelen en daarin zelfs rood pakken. Ook niet alledaags. En passen voor een wedstrijd in de eindronde. Ook niet alledaags. We hebben het over Simon De Meyer, ondanks zijn jeugdige leeftijd toch een beetje een clubicoon bij de Spartanen. Hoe pak je eigenlijk een rode kaart tijdens je laatste wedstrijd?
“Wel, ik wist dat ik geen geel mocht pakken, hield er ook wel rekening mee tijdens de wedstrijd. Maar op slag van rust moest ik een ‘professionele’ fout maken. Dat betekende dat ik sowieso op de laatste speeldag van aan de zijlijn zou moeten toekijken. Ze vertelden me dat ik bij rechtstreeks rood misschien toch nog zou kunnen spelen. Of dat klopt, weet ik niet. Ik zocht rechtstreeks rood op, maar slaagde daar niet in (lacht). Stom dus.”
Waarom stopt het voor jou?
“Twee redenen heb ik daarvoor. De eerste is dat ik intussen al twee keer een kruisbandblessure opliep en ik op dat vlak wel een beetje aan mijn gezondheid denk. Nog belangrijker is het gegeven dat de combinatie voetbal-werk niet meer zo vanzelfsprekend is. Ik ben ‘product manager’ bij Beaulieu en daardoor is die combinatie niet altijd zo evident.”
Je was een clubicoon in een jojoploeg. Mogen we dat zo benoemen?
“Jojoploeg klopt zeker. Ik begon bij de U6 bij Ursel te voetballen en was pas 16 of 17 toen ik al voor het eerste elftal speelde. Twee keer konden we via de eindronde de stap zetten naar tweede provinciale, maar telkens werden we er het jaar nadien ‘uitgebonjourd’. Veel kwam ik niet aan spelen toe in tweede. Ik weet dat ik in de halve finale van de eindronde een belangrijke assist gaf, maar in die fase een kruisbandblessure opliep en daardoor het daaropvolgende seizoen nauwelijks speelde. De tweede keer dat we in tweede speelden was opnieuw een kruisbandblessure de spelbreker.”
Wat is je mooiste herinnering aan de periode bij Ursel?
“Dan zijn het toch wel die promoties. Als jonge gast degradeerden we uit tweede provinciale. De ploeg had nochtans goede spelers als Julio Bravo Perreira, Steven De Clerck, Siebe Forton en Thomas Lievens, maar het bleek onvoldoende om ons te redden. Dat jaar was er een kleine leegloop in Ursel, werd er zelfs even geopperd om een doorstart te maken in vierde. Finaal deed de club dat niet en deden we het met jongens van bij de beloften vrij goed in derde en bleven we weg uit de degradatiezone. Dat seizoen was al een mooie periode op zich, omdat we het met heel wat jonge gasten deden. Maar vooral de twee promoties blijven me bij.”
Je zag heel wat trainers de revue passeren. Wie blijft er jou bij?
“Ik had met alle trainers wel een goede klik en Ursel heeft nooit mogen klagen over zijn T1. Gunther De Smet was qua voorbereiding top. Serre De Splenter is dan weer een schitterende motivator. Een vijftal weken was Rik De Mil hier de trainer en dan voelde je wel al dat hij klaar was om op een hoger niveau te trainen.”
Welke spelers maakte het meeste indruk op jou?
“‘k Heb met heel sterke voetballers gespeeld en die Julio Bravo Perreira was een schitterende spits. Steven De Clerck was ook van een uitzonderlijk niveau en qua techniciteit blijft vooral Thomas Lievens me bij. Het jaar dat we de stap naar tweede hebben gezet was Lucas Van De Walle dan weer nauwelijks af te stoppen. En Dario Boulez is ook wel een speler die een ploeg een zeker elan geeft. Maar zo kan ik nog wel even doorgaan.”
Wie was het grootste fuifnummer?
“Dan denk ik aan Anthony van Pottelberghe. Zorgt voor sfeer, kent geen gêne. Maar Steven De Clerck kon er ook wel weg mee.”
Zal je het voetbal missen?
“Zeker, ik zal het missen, maar het is een keuze van het verstand. Ik ben iedereen dankbaar die mijn periode bij Ursel mee kleurde.”