In juli zal de verjaardagstaart van Davy De Maertelaere 45 kaarsjes tellen. Maar enkele weken geleden bouwde hij met Sint-Kruis-Winkel wel een feestje. Na een promotie naar tweede provinciale nog wel. Klasbak met grote K? Wat Kantine 11 betreft wel. Veel hadden we hem tijdens zijn loopbaan niet voor onze blocnote, maar zijn verdiensten bij de prijzen die zijn ploegen pakte, waren er niet minder om. Had De Maertelaere zelf verwacht dat hij nu nog zou strijden tegen veel jongere veulens?
“Niet meteen en ook omdat mij iets anders ingefluisterd werd. Ik speelde bij de jeugd van Sparta Ertvelde en trok als 16-jarige nog bij Cercle. Daar speelde ik twee jaar bij de UEFA’s en drie jaar bij de beloften. Tijdens een onderzoek in een ziekenhuis in Brugge vertelde een dokter me dat ik geen gestel had om het lang uit te zingen als voetballer. Dat was even slikken toen ik dat hoorde, want voetballen is al altijd mijn lang leven geweest. En kijk, heb ik die dokter lik op stuk gegeven?”
Heel zeker, wat is het succesrecept geweest om er nu nog tussen te lopen?
“Je moet eerst en vooral wat geluk hebben. Ik ben gespaard van zware blessures. Enkel dit seizoen lag ik quasi de hele eerste ronde in de lappenmand door een zware enkelblessure. Ik heb me ook altijd goed verzorgd. Bier drink ik niet, heel af en toe een aperitiefje of een wijntje, maar verder kom ik nauwelijks aan alcohol. Ik merk wel dat ik er meer voor moet doen om in conditie te blijven. Na die enkelblessure in het begin van het seizoen was dat niet evident. Ik kwam net voor Nieuwjaar voor het eerst weer aan de aftrap, maar had het de eerste maanden wel moeilijk om consistent te zijn in mijn prestaties. Vanaf maart had ik weer een goed gevoel en ging het week na week beter.”
En dan pak je in de herfst – of is het de winter – van je loopbaan nog een prijs. Zalig, toch?
“Zeker, die prijs zat er vorig jaar ook wel in. Toen speelden we ook de finale van de eindronde, maar verloren we finaal op Melsen. We hadden toen heel wat afwezigen en tegen een sterk Melsen woog dat zwaar door. Dit seizoen wilden we opnieuw een eindrondeticket pakken. Met kleppers als Evergem 2020 en VK Watervliet was dat niet zo evident. Dat we toch wel een ‘dikke’ ploeg hebben bewezen we in de tweede periode. 27 op 30, van een reeks gesproken. Ook hier moet het wat mee zitten. In de eerste ronde trokken we naar Machelen, speelden we geen goede wedstrijd, maar Machelen was niet gebrand op promotie en dat speelde in ons voordeel. Tegen Buggenhout werd het dan een pittig duel tegen een ploeg die al maanden niet meer betaald werd en haalden we het met 4-3. Eigenlijk was de promotie dan al zo goed als een feit, maar tegen Gavere-Asper lieten we zien dat we nog niet op ons tandvlees zaten: 7-0.”
Het is niet je enige prijs die je pakte. Ook met SK Lovendegem en met Petegem pakte je een prijs. Wat vind je het mooiste moment uit je loopbaan.
“Zowel met SK Lovendegem als met Sparta Petegem werd ik kampioen in eerste provinciale en het waren telkens topmomenten. Met Lovendegem hadden we een beresterke ploeg. Andy Wyckaert was de veldheer en de strateeg en met Jurgen Van De Sompel en Wesley De Ridder hadden we jongens met een neus voor doelpunten in huis. Van De Sompel maakte er dat jaar 30, De Ridder viel een wedstrijd of tien voor het einde uit en had er toen ook al 17 of 18 gemaakt. Maar in Lovendegem leerde ik ook de minder leuke kant van sport kennen. Knokken tegen de degradatie en finaal ook zakken. Maar de balans van die zeven jaar is zeker positief. Maar de periode in Petegem staat nog net iets meer in mijn geheugen gegrift. We hadden ook een topteam. Allemaal jongens waarmee je naar de oorlog kon. Bart De Neve in doel, Dominiek Colpaert, Kristo De Rho, David Welvaert, Kevin Bollé, Jeffrey Van Rie, Rieno Van Oost. Allemaal geen gewone smurfen. David Gevaert, Patrick Moens en Patrick Deman had ik in die periode als trainer. Er blijft me ook een wedstrijd op Le Canonnier bij. We speelden toen tegen Moeskroen-Peruwelz voor de promotie, maar trokken aan het kortste eind.”
Welke spelers blijven je bij?
“Bij Lovendegem Andy Wyckaert. Klasbak, heel sterke voetballer. In Petegem blijft Rieno Van Oost me dan weer bij en later was ook Davy Joye ‘gene gewone’. Zowel bij Merelbeke als bij Petegem was ik zijn ploegmaat. Wat een traptechniek heeft die…”
Tegen welke spelers speelde je niet graag?
“Tegen Rieno Van Oost spelen was geen pretje. Mocht je geen moment uit het oog verliezen en als je dacht dat hij in je broekzak zat, nam hij je toch te grazen. Ik speelde tegen hem toen hij bij Terjoden-Welle speelde en later ook nog toen hij bij FAC Waarschoot speler-trainer. Maar ook Jérome Mézine was een taaie tegenstander waar je nooit mee klaar was. Bij Petegem heb ik toch een paar keer afgezien tegen hem. En Bjorn De Rycke was ook een moeilijke tegenstander. In de jeugd speelde ik nog tegen hem. Ik rechtsachter bij Cercle, hij linksbuiten bij KV Oostende. Later speelde ik ook nog tegen hem toen hij bij Torhout speelde en ook daar was het niet bepaald de makkelijkste tegenstander.”
Je bulkt van de ervaring. Ben je ook de leider bij Sint-Kruis-Winkel?
“Zo zie ik het niet. Aanvoerder ben ik wel, maar ik ben niet het type speler dat het hoogste woord voert. Daar ben ik misschien wat te braaf voor. Zelfs als verdediger ben ik dat misschien, want ik kan iedere tegenstander recht in de ogen kijken. Ik ga het duel niet schuwen, maar ben nooit een smeerlapje geweest op het veld.”
Hoe ziet je toekomst er als voetballer uit?
“Zo lang ik kan voetballen, zal ik voetballen. Ik kijk nu eigenlijk al uit naar volgend seizoen. Met Sint-Kruis-Winkel kom ik terecht in een reeks waar ik heel veel spelers zal kennen. We gaan met Sint-Kruis-Winkel niet te hoog van de toren blazen. Het behoud is het enige doel en zelf hoop ik daar mijn steentje toe bij te dragen zodat ik nog vaak met een ‘chocomelkje’ mag poseren voor de foto.”