Kantine 11 heeft een boontje voor het voetbal in de provinciale reeksen. Het gras ruiken, de tackles voelen, de modder voelen opspatten… Part of the job. Maar Kantine 11 maakt net zo graag een rendez-vous met een topsporter, een trainer op een hoger niveau, een ref, een verzorger of mensen die hun rol spelen in het voetbalwereldje. Met ‘off the record’ als titel laten we een aantal reportages op u los. Mathieu (Hoek) en Thibault De Smet (Stade Reims), Tim Smolders (Union), Geert Troch (SVK Maldegem), voetbalanalist Wim De Coninck, Jan Wulffaert (voorzitter FCE Meetjesland) en de jongens van ‘Das Provincial’ passeerden al de revue. Voor aflevering 8 hadden we een babbel met Serge Van De Walle in gedachten. Bij Cercle Brugge en RC Harelbeke goed voor 92 wedstrijden in wat nu de Jupiler Pro League heet en ook vele jaren de voorzitter van ‘den SK’. Daags voor onze afspraak belde Serge met de vraag of ik er bezwaar tegen had dat ook Henk Houwaart naar Ursel afzakte. En wie zijn wij om een man met zo’n verleden niet graag te begroeten? De link tussen beiden? Henk was zowel bij Cercle Brugge als bij RC Harelbeke de coach van Serge. Logische opener leek ons dan ook om Henk Serge te laten typeren.
Henk: “Tja, Serge was een karakterventje, he. Wist goed waar ie mee bezig was en wat ie wou. Je kon er mee naar de oorlog. Ik herinner me ook dat hij heel goed in de spelersgroep lag.”
Serge: “Voor mij ging het allemaal heel snel en ik legde een weg af die je nu bijna niet meer kan afleggen. Ik maakte eerst de overstap van SK Maldegem naar de Fécé, werd er na enkele weken vaste waarde en werd op het einde van het seizoen al weggeplukt door Cercle Brugge. Op anderhalf seizoen zette ik de stap van provinciaal voetbal naar het werk met de grote jongens. Ik weet nog dat ik toch met een klein hartje naar Cercle trok. De eerste training gaf Henk de opdracht om al jonglerend het veld over te steken. Ik kon technisch wel mijn mannetje staan, maar was best wel zenuwachtig en de bal sprong quasi meteen van mijn voet. Ik herinner mij nog de blikken van de andere jongens.”
Herken je dat gevoel om als jonge spelers tussen de profs te belanden, Henk?
Henk: “Neen, totaal niet. Ik was 17 of 18 toen ik debuteerde bij ADO Den Haag. Maar er is zo iets als Haagse bluf, een soort ingebakken zelfverzekerdheid. Wij denken: al wat het Franz Beckenbauer, wij zijn beter. Geen arrogantie, dat is anders. Mijn trainer bij het eerste elftal was trouwens Ernst Happel. Toptrainer natuurlijk, maar ik voelde gelijk dat hij in me geloofde.”
Wat maakte Happel zo bijzonder als trainer?
Henk: “Ernst had een wat nors imago, maar was eigenlijk een heel aimabel man. En hij had ok een uitmuntende traptechniek. Na de training riep hij me vaak bij zich. En dan trapte hij zowel met links als met rechts elke bal in de kruising. Dan dwing je natuurlijk respect af.”
Later werd Ernst ook je coach als trainer…
Henk: “Dat klopt en eigenlijk had ie dat wel aan mij te danken. Leo Canjels begon aan het seizoen en werd snel opzij geschoven voor Jaak De Wit, maar iedereen voelde dat het met hem niet zou lukken. Ook hij werd de laan uitgestuurd en de club zat wat met de handen in het haar. Jozef Hutsebaut was toen de man die zich met het sportieve bezig hield. Toen ik de naam Ernst Happel liet vallen, wist ie niet over wie ik het had. Later hadden ze wel door dat ik voor een schitterende voorzet gegeven had.”
Je pakte prijzen met Club Brugge…
Henk: “In 1986 de beker en in 1988 de titel. Dat jaar bleef vooral onze Europese campagne bij. We verloren zowel bij Zenith Leningrad, Rode Ster Belgrado en Borussia Dortmund, maar zetten het telkens recht voor eigen publiek. In Dortmund verloren we met 3-0, maar hier zetten we de puntjes op de i. 3-0 na negentig minuten, 5-0 na verlengingen. En in de volgende ronde legden we ook Panathinaikos over de knie.”
Hoe moeilijk was het om week na week de selectieknoop door te hakken?
Henk: “Dat viel best mee. Ik selecteerde altijd in eer en geweten. Mijn deur stond ook altijd open. Ik herinner me dat Luc Beyens in die memorabele Europese campagne langs kwam. Hij vond dat hij het verdiende om in de ploeg te staan. Ik zei: “Luc, ik wil je wel opstellen, maar dan zitten we met een probleem. De ref zal zeggen dat we met twaalf spelen en dat mag niet. Maar heb geduld en je kans komt wel.” Wellicht was Beyens daar niet zo ‘happy’ mee, maar tegen Dortmund zag ik wel mogelijkheden met hem. Ik wist dat de Duitsers het moeilijk zouden hebben met het loopvermogen van Beyens. Hij liep de hele Duitse flank tot gort en na verlengingen wonnen we met 5-0.”
Schuilde er een vleugje Happel in jou?
Henk: “Dat denk ik wel. Happel koos altijd voor offensief voetbal. Vanuit de gedachte dat je er altijd eentje meer kon maken dan de tegenstander. Die filosofie was ook de mijne. Vaak koos ik voor 4-3-3, Nederlandse school, weet je wel, maar ik kon mijn ploeg ook in een andere bezetting laten spelen. Net als Happel droeg ik ook ooit een bontjas, maar ‘k weet niet of dat het beste idee was.”
Had je ooit met inmenging van bestuur te maken?
Henk: “In Cyprus wel. Daar trainde ik zowel Omonia Nicosia, AEL Limassol en Aris Limassol. Ooit kwamen er in mijn periode bij AEL vier mannen met dikke sigaren in de kleedkamer. Die en die moesten spelen, de tactiek moest veranderen. Dan stopte het voor mij, het vliegtuig op richting België. Voetbal in Cyprus is religie. De supporters zijn er heel fanatiek. Verliezen tegen de aartsrivaal en je kan je koffers pakken. Ik beleef vooral mooie herinneringen aan Omonia Nicosia. Toen deze club in augustus tegen AA Gent moest spelen, kreeg ik een uitnodiging van de voorzitter. Hij had een mooie schaal voor mij laten maken en toen de supporters van Omonia mij zagen, begonnen ze spontaan mijn naam te scanderen.”
Bij Cercle werkte je ook. Je werkte zowel aan de ontbolstering van Josip Weber als aan die van Serge.
Henk: “Weber begon pas te scoren toen ik coach werd bij Cercle en daar ben ik wel fier op. Serge kon het ook goed vinden met Josip.”
Serge: “Dat klopt, op dat vlak heb ik trouwens aan anekdote. Als voetballer had je wel wat vrije tijd en Josip en ik besloten om te gaan vissen. Maar die wilden niet bijten. We besloten dan maar om te gaan jagen en slaagden erin om een haas te schieten. Josip vertelde aan zijn vrouw dat ie ging vissen en die keek wel raar op toen ie met een haas thuis kwam.”
Henk: “Jij kon het met iedereen goed vinden”
Serge: “Ja, dat was zo. Met Didier Frenay schoot ik ook goed op. We reden samen naar de training. Didier is heel intelligent en het is geen verrassing dat hij ook als makelaar zijn weg vond in het voetbal.”
Henk: “Maar Serge stond zeker niet in de ploeg omdat hij goed in de groep lag. Hij was gewoon een verdediger waarop je kon vertrouwen. Zelfs tegen topspelers als Luc Nilis trok hij zijn plan.”
Henk, je speelde ooit één keer voor Oranje. Ook herinneringen aan?
Henk: “Ja, tuurlijk, in die tijd had je een kliekje met spelers van Ajax en een kliekje met jongens van Feyenoord. Ik behoorde vier keer tot de selectie en Piet Keizer vroeg meteen om bij de jongens van Ajax te zitten. Zo leerde ik Johan Cruijff kennen. Mijn beste vriend werd Wim Suurbier, maar met Cruijff heb ik wel vaker een drankje gedronken in Den Haag. Johan dronk een ‘Sneeuwwitje’, een mengeling van Seven-Up met bier. Er is vaak de discussie wie de beste aller tijden was. Maradona, Ronaldo, Messi. Wat mij betreft is dat Cruijff. Die had alles, want vergis je niet: Cruijff kon ook geweldig goed verdedigen. Op training speelde hij voor de fun wel eens als verdediger en geen mens die er voorbij raakte. Johan was snel, wendbaar, had vista en een goede traptechniek en las altijd heel goed een wedstrijd.”
Wat vond jij de grote kwaliteit van Henk als coach, Serge?
Serge: “Soms wordt Henk neergezet als een ‘people manager’ en dat was hij zeker, maar hij was ook tactisch een topper. Hij kon tijdens de rust door een paar verschuivingen ons beter doen spelen en dat is niet voor iedereen weggelegd. Hij kon ook een ploeg kneden.”
Henk kwam je ook tegen bij Harelbeke. Leuke periode?
Serge: “Zeker en we hadden ook wel een ‘dikke’ ploeg. Hein Van Haezebrouck, Florin Frunza, Joris Detollenaere, Koen Sanders, Cisse Couvreur, Patrick Zere, ga maar door. We draaiden vlot mee en we hadden een fantastische bende en dat was ook wel de verdienste van Henk.”
Wie was de beste speler waarmee je ooit werkte?
“Moeilijk te zeggen, er waren heel wat. Jan Ceulemans is natuurlijk geen gewone smurf en ook spelers als Jean-Pierre Papin en in mindere mate Ronny Rosenthal blijven me bij. Maar soms had ik ook spelers die niet zo’n grote naam hadden, maar me wel in positieve zin verrasten. Bij Omonia Nicosia kwam ik aan en natuurlijk was het moeilijk in te schatten wat mijn team waard zou zijn. Maar er kwam een Duitse speler bij me. Rainer Rauffman. Die zei: “Maak je geen zorgen, coach, ik maak er wel dertig. En hij hield woord en ik meen dat de teller tot 34 raakte.”
Volg je het voetbal nog op de voet?
“Ja, toch wel, ik volg de thuiswedstrijden van Brugge, maar volg alles nog op de voet. Voetbal is en blijft mijn leven.”
Groot gelijk, Henk!