Kantine 11 heeft een boontje voor het voetbal in de provinciale reeksen. Het gras ruiken, de tackles voelen, de modder voelen opspatten… Part of the job. Maar Kantine 11 maakt net zo graag een rendez-vous met een topsporter, een trainer op een hoger niveau, een ref, een verzorger of mensen die hun rol spelen in het voetbalwereldje. Met ‘off the record’ als titel laten we een aantal reportages op u los. Mathieu en Thibault De Smet, Tim Smolders en de jongens van ‘Das Provincial’ passeerden al de revue. En voor deze nieuwe aflevering maken we een sprongetje in de tijd. Ik was zeventien en toen al een beetje gek van minivoetbal. Een minivoetbalploegje in elkaar knutselen was dan ook het logische gevolg. In de Maldegemse ‘Filosoof’ Filip Van Landschoot zag ik wel een goede doelman en iedereen wist wel dat Geert Troch goede voetjes had. De basis van mijn team, The Countermen, was snel gelegd. De rest is geschiedenis. Geert Troch werd een naam in het minivoetbal, zelf hield ik het vooral bij schrijven. Troch is de passage bij het te duchten ‘The Countermen’ niet vergeten.
“Natuurlijk niet, daar begon het eigenlijk allemaal voor mij. In de Maldegemse sporthal Vercauteren was er toen een kerncompetitie. Ik vermoed dat er zo’n twaalftal ploegen deelnamen. Op maandagavond speelden we daar en het was er steeds heel gezellig in die kleine kantine. Wij hadden echt wel een goed ploegje en ik herinner me dat we vooral in de toppers sterk voor de dag kwamen. Verliezen van die laatste, maar als piepjonge ploeg aangemoedigd door Jan, Pier en Pol klopten we wel de kleppers uit de reeks. Ik liep blijkbaar ook in de kijker, want AZ’77 Maldegem, toen aan de slag in tweede nationale, polste me meteen of ik voor hen wou spelen. Minivoetbal werd vanaf dan een deel van mijn leven. Zalig spelletje, wie houdt er niet van technisch sterke spelers?”
Op korte tijd werd je een naam in het minivoetbal. Wat blijft er jou uit die beginperiode nog bij?
“In mijn eerste seizoen in tweede nationale pakten we meteen de titel. Luc De Baets, mister AZ, speelde toen ook nog mee. Net als mijn broer Chris en Dirk De Coster. Blijkbaar liep ik wel in de kijker bij heel wat ploegen, want na dat eerste jaar kon ik al bij heel wat andere ploegen terecht. Het werd Mondial Gent, een project van een Gentse dakwerker. Zalig goede ploeg hadden we met jongens als Franco Pirelli, Roald Van Petegem en Benny de Kneef, toen bekende namen in het Belgische voetbal, stuk voor stuk jongens die ooit nog in het eerste elftal van AA Gent speelde. De specialiteit van die Pirelli was toen de ‘panna’. Maar ik had me toch een beetje mispakt aan dat verhaal van die Gentse dakwerker. Sportief was het een topjaar, want we overklasten de tegenstand en werden vlot kampioen. Maar ik was net van school af en die dakwerker beloofde mij een job. Finaal moest ik in het zwart werken en dat zagen ze thuis niet zitten. Geld hield ik niet echt over aan dat Gentse avontuur, maar plezier hadden we wel bij Mondial. We speelden ook de bekerfinale, maar na een 1-6-voorsprong verloren we nog van Zele, toen een heel sterke ploeg. Pijnlijk.”
In die tijd was er nog zo iets als een nationale ploeg. Daar heb je me al vaker anekdotes van verteld.
“Nu zit het minivoetbal onder Voetbal Vlaanderen, voordien heette het de Vlaamse Minivoetbalfederatie, maar in de jaren ’80 spreken we over Nationale Onafhankelijke Minivoetbal. Endré Gaal, een Hongaar, mag je zo’n beetje de uitvinder van het minivoetbal noemen. Hij introduceerde het spel op de scholen om de spelers technisch sterker te maken. Logisch, want die het op de korte ruime kan en zoveel balbeheersing heeft, kan het ook op een groot veld. De voorzitter van die bond was toen André Van Herpe en hij hoopte de sport ook een internationaal karakter te geven en stelde een nationale ploeg samen. In december 1986 (Geert toont de uitnodiging van de NOMB) speelden we in Ardooie tegen een West-Vlaamse selectie en ’s anderendaags tegen een Antwerpse selectie. Bij de West-Vlaamse selectie speelde toen ene Marc Degryse mee, de West-Vlaamse selectie werd toen geleid door René Mücher, vele jaren vaste waarde bij AA Gent. Mücher was onder de indruk en bood me meteen een mooi contract aan bij Bornem. Maar Geert Troch en ritten met de auto, dat was geen goed huwelijk. Nu houd ik er nog niet van om met de auto te rijden.”
Je toont wel foto’s waarop je in het vliegtuig stapt met de nationale ploeg. Vliegangst had je niet?
“Een beetje wel, maar die reizen met de nationale ploeg, dat was steeds zalig. Ik was toen nog een jong ‘manneke’, wist nog niet hoe alles in elkaar stak. In Hongarije speelden we ooit de finale van een toernooi, maar Endré Gaal vond dat een van de spelers te familiair was met een vrouw van een Poolse volleyploeg en selecteerde die niet. We hadden toen ook een fantastisch team. Ooit speelden we tegen een Nederlandse ploeg en was Simon Tahamata onze tegenstander. En in 1988 wonnen we een toernooi in Tsjechoslovakije met maar liefst 16 ploegen. Ik kreeg daar ook de trofee van beste speler. We trokken ook ooit naar Athene, toen een topklasser in Griekenland en Urbain Braems was daar toen de trainer. We klopten die Grieken en daar waren ze toch niet goed van. Maar het bleef bij een wedstrijd en voor de rest hebben we vooral genoten in Griekenland.”
In het minivoetbal werd je een naam. Het ontbreekt je wel aan een prijs…
“Dat klopt. Ik werd ‘Zilveren Minivoetballer’ toen Ronny Van Hecke ‘Gouden Minivoetballer’ werd en werd ‘Bronzen Minivoetballer’ toen Jimmy Trossaert met de prijs ging lopen. Met AZ’77 hadden we wel een topteam. Ik herinner me bekerfinales tegen Izegem en tegen Ingelmunster. Afgeladen vol zat het toen en vanuit Maldegem was er een hele volksverhuis. In één van de finales gaf Daniel Amokachi, toen een grote ster bij Club Brugge, de aftrap. En bij Maldegem waren we jaar na jaar goed voor top vier. We hadden ook schitterende spelers. In het doel waren zowel Danny Laceur, Gert Desot als Wim Haeck top. En ik vergeet vast wel wat namen, maar Jan Cools, Dirk Verdonck, Donald Storm, Christophe Tysebaert, Geert De Coeyer, Pascal Van Hulle, Frank ‘Pirelli’ Dhont, ga maar door, stuk voor stuk spelers die wel hun mannetje konden staan.”
In het voetbal pakte je die prijs wel. Twee keer werd je topschutter in eerste provinciale.
“In het begin van mijn loopbaan stond alles wel wat in functie van het minivoetbal. Al pikte ik ook wel mijn doelpunten mee in het provinciaal voetbal. In die tijd had VK Centrum wel een leuke ploeg. Ze hadden de stap naar derde gezet en wilden zich daar handhaven. Ik scoorde daar ook wel mijn doelpunten. Ook bij Beernem was ik het jaar dat ik daar speelde goed voor om en bij de twintig ‘potjes’. Mooie jaren had ik ook bij Knesselare. Alain Meire, voorzitter van Knesselare, had ook een ploeg gehad in de Maldegemse kerncompetitie en was wel een fan van mij. Na de wedstrijden van Knesselare zakten we steevast af naar het café van Dorien, de vrouw van Henk Houwaart. Er werd gefeest, gezongen, gedanst en de spelers uit het provinciaal voetbal zakten naar daar af. Heel veel plezier beleefd. Ik trok ook nog het shirt van FC Kleit aan, maar daar wou het niet lukken. Vooral mijn eigen schuld. Ik ontbrak vaak op training, zat niet in vorm, deed beetje mijn zin.”
Maar in Maldegem kwam je weer boven water… En twee keer werd je topschutter.
“Ik zat er wel wat mee, want ik ben wel iemand die graag erkenning heeft. Als minivoetballer was ik gevierd, maar in het veldvoetbal zat ik wat op een zijspoor. Maar in Maldegem wou ik weer aan de oppervlakte komen. Ging in de voorbereiding en in de winterstop lopen. Vaak met jou, ook met Guy Blancquart en ik had er echt zin in. In de voorbereiding zat het al goed. We speelden vriendschappelijk tegen Kleit en na die mislukte passage wilde ik me meteen tonen. Die dag wonnen we met 9-1 en maakte ik er zes. Carlos Van Hulle, de voorzitter van Kleit, plaagt me soms nog omdat ik niet kon scoren bij Kleit dat toen in vierde provinciale speelde.”
Aan die topschutterstitel hangt ook een verhaal.
“Ja, we hadden met Maldegem aan een heel goed seizoen toe. Persoonlijk ook, ik was toen volop in de strijd voor de topschutterstitel. Maar het bestuur van Maldegem wou dat Koen Himschoot en Kurt De Jonckheere op de slotdag zouden spelen. Ze in de ‘vitrine’ plaatsen om nog iets te vangen via een transfer. Ik wou eigenlijk natuurlijk ook graag spelen, maar ik ben niet het type dat op tafel gaat kloppen. Uiteindelijk heb ik die topschutterstitel te danken aan de betreurde Koen Goethals. Hij en Eddy Van Daele klopten aan bij de coach. Ik verscheen aan de aftrap, maakte vijf van de acht doelpunten bij de 8-2 tegen Sint-Lievens-Houtem en mocht de topschutterstitel vieren.”
En dat gebeurde in…
“Huize De Baere. Ja, rond Nieuwjaar was ik al een stevige kandidaat om topschutter te worden. Leuk was dat de winnaar toen door dagblad ‘Het Volk’ een premie van 50.000 frank kreeg (€1250 euro). Ik had mijn ploegmaten rond Nieuwjaar beloofd dat we op mijn kosten uit eten zouden gaan als ik topschutter werd. We trokken met de hele ploeg naar De Baere en daar liep de rekening ook op tot 56000 frank (€ 1400 euro). Aan die topschutterstitel hangt ook nog een verhaal vast. Als topschutter mocht je ook met de hele ploeg een degustatie doen bij ‘Kastbeelbier’, één van de sponsors. Ik hoef je niet te vertellen dat het bier daar smaakte. Een van mijn ploegmaten was zo beschonken dat hij een petje van één van de wachters in de vijver wierp. Het jaar nadien werd ik opnieuw topschutter, er kwam opnieuw een uitnodiging binnen, maar toen bleef het bij twee drankjes.”
Maar finaal verdween je in Maldegem uit beeld…
“Ja, het is wat raar gelopen. Ik ben toen niet geduldig genoeg geweest. De club haalde met Rieno Van Oost en Gaetan Coopermans veel offensief geweld in huis. In de voorbereiding zat ik een paar keer tegen mijn zin op de bank en daar had ik het moeilijk mee. Ik haakte af. Veel te vroeg, want ik ging zeker nog speelkansen krijgen. Met Johan Ballegeer, toen de coach, heb ik het er nog over gehad. Dat jaar speelden ze met ruime voorsprong kampioen. Het was de tijd dat Van Doorne, Van Den Abeele en Van Parys het mooie weer maakten in Maldegem.”
En na Maldegem ging het naar Akkers Middelburg. Vanwaar die keuze…
“Ik had toen heel concrete interesse van ploegen als Oudenaarde en TK Meldert, toen nog een nationaler. Maar lange ritten, dat is niks voor mij. In Middelburg speelden we ook met veel jongens die ik kende. Stefaan Lamote, Pieter Debbaut, Christophe Tysebaert. Het waren ook nog mooie jaren daar, die ploeg leefde ook wel in Maldegem. Na Middelburg trok ik nog naar Moerkerke. Oostburg werd mijn laatste club, maar toen was het vet wat van de soep. Ik sukkelde met de heup en haalde niet het verhoopte rendement.”
Je bleef in het voetbal. Als jeugdtrainer, techniektrainer, minivoetbalschool…
“Ja, het voetbal is mijn leven en dat zal zo blijven. En geld is eigenlijk nooit mijn drijfveer geweest. Ik geniet ervan als ik zie dat mijn jongens het goed. Vooral uit de minivoetbalschool hebben veel spelertjes het ver geschopt. Nikola Storm, Thibault De Smet, Maxim De Cuyper, Brendan Schoonbaert, het rijtje is ellenlang. Natuurlijk hadden die jongens talent zat, maar ik ben blij dat ik een heel klein steentje bij kon dragen aan hun loopbaan. Het doet me ook plezier als de jongens me begroeten met ‘amigo’. Dat is zo’n woordje dat ik vaker gebruik tegen mijn jongens en zo ben ik een beetje hun ‘amigo’ gebleven. Ik blijf trouwens techniektrainingen geven, samen met Mathieu De Smet heb ik een voetbalschool.”
Je was heel even jeugdtrainer in Club Brugge, maar het bleef bij één jaar. Hoe komt het?
“Ze waren heel tevreden over me, over mijn techniektrainingen en zo. De intussen overleden Yves Faelens was toen de man die de touwtjes in handen had bij de jeugd. Maar in Brugge was het toen de gewoonte dat je niet met ouders een praatje deed in de kantine en dat is net waar ik van houd. Van een babbel over voetbal, over kinderen die graag een heel goede voetballer willen worden. Daar draait het toch om?”
Dat vind ik ook, Geert. Nog veel succes in wat je ook doet. Kantine 11 vond het leuk om jou in ‘off the record’ eens de revue te laten passeren.